logoInloggen
Header image
Kenmerken van een succesvolle oefening Delen Er is een oneindig aantal oefeningen die je op je training zou kunnen doen, maar niet alle oefeningen zijn even succesvol. In deze handleidingen de kenmerken van een succesvolle oefening.
Iedereen is actief bezig Spelers komen naar een training om te trainen en niet om te wachten tot ze aan de beurt zijn. Dat is zonde van de trainingstijd. Organiseer oefeningen daarom zo dat spelers zo min mogelijk hoeven te wachten. Dit geldt ook voor uitleg. Uitleg is van cruciaal belang en daar moet je zeker de tijd voor nemen, maar bij een oefening van een kwartier is het niet de bedoeling dat spelers 5 minuten stilstaand staan te luisteren.

Doe oefeningen die in tweetallen kunnen niet in drietallen en oefeningen die in drietallen kunnen niet in viertallen. Of, is het wel echt nodig dat er iemand onder de paal staat om de bal af te vangen? Is het een optie om iedereen een eigen bal te geven?

Ga ook creatief om met oefeningen waarbij je niet uit komt en 1 of meerdere spelers over hebt. Laat hen met 1 trainer iets anders doen en wissel door. Prachtige kans voor individuele aandacht.

Om te controleren of een oefening actief genoeg is kan je jezelf de volgende vragen stellen:
Variatie Naast fysiek actief bezig zijn is het ook belangrijk dat spelers er mentaal actief bij blijven. Dat korfbal geen bijzaak wordt en de gedachten ondertussen ergens anders zijn. Dit gaat vaak vanzelf in oefeningen met tegenstander (zie hieronder), maar kan ook bereikt worden in 'losse' oefeningen door voldoende variatie. Door spelers te blijven prikkelen met veranderende situaties blijft iedereen actief met korfbal bezig.

Dit doe je allereerst door in oefeningen met paal gebruik te maken van de verschillende kanten en van verschillende afstanden. Ook steeds op een andere paal, of regelmatig wisselen van groepjes, helpt voorkomen dat de uitvoering passief wordt.

Werk verder met meerdere korten opdrachten, in plaats van 1 lange opdracht. Door niet 1 keer wie als eerste 10 doelpunten scoort, maar 4 keer wie er als eerste drie heeft. En doe niet 1 keer wie de meeste doelpunten kan scoren in 2 minuten, maar speel 4 keer wie de meeste doelpunten kan scoren in een halve minuut.
Oefen met tegenstander Wat je ook oefent, uiteindelijk is het de bedoeling dat je het in een wedstrijd toepast. In die wedstrijd zal er altijd een tegenstander in de buurt zijn, dus het is belangrijk om veel met tegenstander te oefenen. Twee voorbeelden:


Dit werkt uiteraard niet met alle oefeningen en alle doelen en soms zal je iets juist rustig willen oefenen. Hou dan wel de balans in de gaten. 45 Van de 60 minuten zonder tegenstander trainen, wederom bedenkend dat er in de wedstrijd altijd een tegenstander is, is waarschijnlijk niet de juiste keuze.
Kies de juiste partijvorm Op de training speel je wedstrijdjes om te oefenen. Oefenen gebeurd vaak bij de bal in de buurt, denk aan schieten (dan heb je de bal), vrijlopen (dan ga je de bal krijgen) en onderscheppen (Als de bal bij de directe tegenstander is of komt). Het totaal aantal spelers per wedstrijdje (per bal) heeft dus invloed op hoe actief een speler oefent. Minder spelers = vaker aan de beurt = actiever aan het oefenen.

Speel dus 2 tegen 2 of 3 tegen 3 in plaats van 4 tegen 4. En sowieso nooit 5 tegen 5, speel dan 3 tegen 3 en 2 tegen 2. Ook kan het afhankelijk van het doel een goed idee zijn om op 1 paal te spelen (geen tijd kwijt aan overbrengen bal), of juist op 3 palen (meer mogelijkheden).

Ook kan je, zoals genoemd onder 'Oefen met tegenstander' spelen met meer aanvallers dan verdedigers. De aanvallers zullen dan vaker kunnen gooien en schieten, waardoor dit actiever geoefend wordt.

Tot slot, zelf meedoen kan zeer waardevol zijn. Als trainer kan je helpen met de speelsnelheid ( = actiever oefenen) en kan je tijdens het spelen sturen op een specifiek doel.